SV | Toen stond Manoach op, en ging zijn huisvrouw na; en hij kwam tot dien Man, en zeide tot Hem: Zijt gij die Man, Dewelke tot deze vrouw gesproken hebt? En Hij zeide: Ik ben het. |
WLC | וַיָּ֛קָם וַיֵּ֥לֶךְ מָנֹ֖וחַ אַחֲרֵ֣י אִשְׁתֹּ֑ו וַיָּבֹא֙ אֶל־הָאִ֔ישׁ וַיֹּ֣אמֶר לֹ֗ו הַאַתָּ֥ה הָאִ֛ישׁ אֲשֶׁר־דִּבַּ֥רְתָּ אֶל־הָאִשָּׁ֖ה וַיֹּ֥אמֶר אָֽנִי׃ |
Trans. | wayyāqām wayyēleḵə mānwōḥa ’aḥărê ’išətwō wayyāḇō’ ’el-hā’îš wayyō’mer lwō ha’atâ hā’îš ’ăšer-dibarətā ’el-hā’iššâ wayyō’mer ’ānî: |
Toen stond Manoach op, en ging zijn huisvrouw na; en hij kwam tot dien Man, en zeide tot Hem: Zijt gij die Man, Dewelke tot deze vrouw gesproken hebt? En Hij zeide: Ik ben het.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Toen stond Manoach op, en ging zijn huisvrouw na; en hij kwam tot dien Man, en zeide tot Hem: Zijt gij die Man, Dewelke tot deze vrouw gesproken hebt? En Hij zeide: Ik ben het.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!